De windbrief is van oorsprong een grafelijk recht, inhoudende belasting in de vorm van een jaarlijks pachtbedrag en gelijktijdig vergunning tot het bouwen en in werking hebben van een windmolen onder bepalingen van windrecht. Na 1581 verviel dit recht aan de Staten van Holland, welke tot 1729 middels de zg. verbandbrieven de pachtsommen inden.
Nadien verviel dit recht aan de ambachtsheerlijkheden, waardoor de lagere overheden een belangrijke bron van inkomsten verwierven. Als gevolg van de belastingherzieningen in de Franse tijd kwam het windrecht in 1795 te vervallen, waarna de windbrieven alleen nog werden aangewend bij erfdienstbaarheidskwesties.
De windbrieven bepaalden ook de mate en hoogte van beplanting en bebouwing van naburige erven. Met het wegvallen van de economische betekenis van de windmolens, verdween ook het belang van de in de windbrieven vastgelegde bepalingen.
Nationaal Archief Den Haag Grafelijkheidsrekenkamer nummertoegang 3.01.27.01 uit het inventarisnummer 179.